Inhoudelijk zeer slecht hoofdstuk Oorlog in Gelderland
Het Verhaal van Gelderland van 1795 tot 2020 ziet er fraai uit: goede vorm, rijk geïllustreerd (zwart-wit en kleur), met notenapparaat, tijdbalken, geraadpleegde bronnen en literatuur, beeldverantwoording, personenregister, geografisch register en colofon, maar de schijn van de vorm bedriegt. Mijn belangstelling ging vooral uit naar Oorlog in Gelderland, p. 251-268, een achteraf gezien niet zo’n gelukkige keuze omdat daarna mij de lust is ontgaan om meer te lezen. De auteur heeft onvoldoende kennis, zeker de laatste tien jaar de literatuur over dit onderwerp niet bijgehouden en bovendien achterhaalde en bij voorbaat ‘verdachte’ literatuur gekozen. Je houdt het niet voor mogelijk dat men na 77 jaar nog veel onjuistheden en zelfs onzin en prietpraat schrijft over gebeurtenissen in 1945, zelfs bij algemeen bekende feiten. Ik voel me net een onderwijzer die slecht gemaakt huiswerk nakijkt. Taalkundig storend is het veelvuldig onjuist gebruik van ‘vanaf’ in plaats van ‘sinds’ en soms ‘daarvan’ in plaats van ‘van hen’.
Iedereen weet dat generaal Winkelman op 15 mei 1940 niet de capitulatie van Nederland ondertekende, maar van de Nederlandse krijgsmacht (niet het Nederlandse leger dus) met uitzondering van de troepen in Zeeland (p. 254). Het Duitse leger is onjuist, omdat Duitsland beschikte over verscheidene legers. De oostelijke Betuwe heet sinds 1327 de Over-Betuwe. De kaart op p. 260 is onjuist vanwege de onjuiste data voor de frontlinies (juist: 25 september en 7 december), het ontbreken van de benaming geallieerde Over-Betuwse bruggenhoofd, het nota bene opnemen van het nabij de Rijnbrug gelegen Elden binnen dit bruggenhoofd en de frontlijn van 7 december niet plaatsen nabij de Linge en de Betuwelijn. Algemeen bekende feiten zijn ook, dat de geallieerde frontlinie van 25 september liep van Andelst over Zetten naar Randwijk en vandaar langs de dijk naar de spoorbrug en via de westzijde van de spoorlijn Arnhem-Elst naar de zuidzijde van de Linge tot Bemmel en daarna naar de Waal. Anders hadden de Britten immers de Britse troepen uit Oosterbeek niet via Elst kunnen terugtrekken naar Nijmegen. De door Duitsers veroorzaakte dijkdoorbraak nabij de spoorbrug op 2 december 1944 leidde tot een wateroorlog. Een willekeurige frontlijn trekken met een willekeurige datum is weliswaar fantasierijk maar historisch onverantwoord. Daarna volgt een oude onjuiste opvatting met veel onzin over operatie Market Garden, later kritiekloos aangeduid met de geschiedvervalsing ‘’Slag om Arnhem’’ (p. 268, er was geen slag en Arnhem was geen doel). Die operatie was niet ‘’het langverwachte offensief op Nederlands grondgebied’’, maar pas op 2 september door Montgomery gekozen. Het strategische doel van operatie Market Garden was na de Rijnoversteek bij Arnhem de vestiging van een sterk bruggenhoofd tussen Arnhem en het IJsselmeer met diepe uitlopers over de IJssel bij Zwolle, Deventer en Zutphen als opstelplaats voor het Britse XXX Corps. Het tactische doel was het afsnijden van de Duitsers en hun V2-lanceerbases in het westen van Nederland. Meer niet, zeker geen poging om West-Nederland te bevrijden. Montgomery moest wachten op bevel van generaal Eisenhower om over een breed front op te rukken naar het oosten; niet zoals Montgomery droomde naar Berlijn. De taak van de Britse 1ste Luchtlandingsdivisie was niet de Rijnbruggen bij Arnhem veroveren (p. 262), maar het vestigen van een bruggenhoofd tussen de Westerbouwing en de spoorbrug bij Westervoort met tenminste een van de drie oeververbindingen als opstelplaats voor de beide flankkorpsen. Duitsers bliezen de spoorbrug op en maakten de pontonbrug onbruikbaar. Troepen onder bevel van luitenant-kolonel Frost bereikten 17 september niet de noordzijde van de verkeersbrug, maar vestigden defensieve posities in gebouwen aan weerszijden van de noordelijke oprit naar de brug. Andere Britse eenheden lieten hun oorspronkelijke doelen – opbouw van het bruggenhoofd van zuid naar noord - varen om Frost te hulp te komen. Hun pogingen, straat-, huis-aan-huis- en man-tegen-mangevechten mislukten en daardoor mislukte ook luchtlandingsoperatie Market al op 19 september ten noorden van de Neder-Rijn. Dit was echter geen kwestie van niet tijdig kunnen bereiken. De Britten moesten vluchten naar of zich terugtrekken op defensieve posities in een perimeter rond hotel Hartenstein in Oosterbeek. Onzin is ook dat Amerikanen 21 september vanuit Nijmegen met een Brits legerkorps oprukten in de richting van Arnhem. De opmars van uitsluitend de Irish Guards strandde op een Duitse blokkade bij Oosterhout. Grondoperatie Garden mislukte dan ook op 21 september ten zuiden van Elst. Montgomery koos de volgende dag voor een Rijnoversteek met Amerikanen bij Wesel en Keulen (operatie Gatwick). Nonsens is dat In de weken die volgden de Britten het grootste deel van de Over-Betuwe in bezit kregen. Dat gebied hadden ze immers al op 25 september. Nonsens is ook dat operatie Market Garden gedeeltelijk is mislukt (p. 263).
Dan volgt een tekst over vluchtelingen te beginnen met de evacuatie van burgers in Arnhem, Elden en de Veluwezoom zonder de reden te vermelden. De Duitsers vreesden een offensief uit de Over-Betuwe na de inname van Elst en Bemmel, de luchtlandingen bij Overasselt en troepenverplaatsingen bij Nijmegen in verband met operatie Gatwick. De auteur wekt de indruk dat de inwoners van het geallieerde Over-Betuwse bruggenhoofd ook naar de Veluwe vluchtten. Die moesten echter in oktober en november – uiteraard niet in december - evacueren naar Noord-Brabant en België. In het Manneiland in en om Lent bleven duizend mannen achter voor het verzorgen van het vee en de landbouwgewassen. Zij hoefden niet te vertrekken toen de Over-Betuwe voor een deel onder water kwam te staan. Algemeen bekende feiten zijn ook dat het Militair Gezag onder leiding stond van chef-staf generaal-majoor H.J. Kruls en niet Provinciaal Militair Commissaris majoor H. van Everdingen uit Tiel en dat niet dit Militair Gezag de macht in handen had, maar de Britse of Canadese bevelhebber van de troepen die in het bruggenhoofd gelegerd waren en dat grondig plunderden en leegroofden. District Militair Commissaris in het bruggenhoofd was majoor H. Pierson.
Van een lang verwachte opmars naar Noord-Nederland was ook geen sprake. Na de Rijnoversteek en vestiging van een bruggenhoofd bij Wesel (operatie Plunder en niet Veritable) op en na 23 maart 1945 trok het Britse Tweede Leger op de geallieerde linkerflank naar het noordoosten Westfalen in richting Hamburg en uiteindelijk tot de Elbe, niet Berlijn. Het Eerste Canadese Leger en de Britse 43ste infanteriedivisie die sinds eind november 1944 het Over-Betuwse bruggenhoofd had verdedigd en het Pannerdensch kanaal en de IJssel was overgestoken, hadden duidelijke taken: flankdekking bieden aan het Britse Tweede Leger en een verbindings- en bevoorradingsroute over Arnhem en Zutphen naar het noorden en noordoosten veiligstellen in het kader waarvan ze uiteraard uiteraard baileybruggen bouwden bij Arnhem en Zutphen en vijandelijke troepen moesten vernietigen. De auteur zeurt over bevrijding van Nederland, maar beschrijft die niet vanuit de bevrijde plaatsen. Het doel van de geallieerden was immers Full Victory on Germany, de volledige overwinning op Duitsland, niet bevrijding van West-Europa of delen daarvan. Het middel was vernietiging van vijandelijke troepen, industriecentra en steden. Zij waren dan ook geen bevrijders, maar werden door inwoners van plaatsen die gezuiverd waren van vijandelijke troepen zo gezien. Een bevrijding van Oost-Nederland is dan ook onzin evenals een Rijnoversteek bij Driel door Canadese troepen (kaart p. 266).
Tenslotte spreekt de auteur – men houdt het niet voor mogelijk – over het tekenen van een ‘machtsoverdracht in Nederland’ (zonder dat er sprake was van een coup of machtswisseling) op 5 mei 1945. De Duitse troepen in Nederland hadden zich als onderdeel van de Noord-Duitse legergroep Nordwest op 4 mei 1945 onvoorwaardelijk overgegeven aan Montgomery op de Lűneburger Heide. Het Document van Overgave was op 5 mei 1945 om 08.00 uur in werking getreden. Nederland was dus op dat tijdstip vrij. De gecapituleerde Duitse bevelhebber ondertekende op 5 mei 1945 om 16.30 uur in Wageningen ter implementatie van het Document van Overgave bevelen tot het verstrekken van zeer gedetailleerde militaire informatie, onder andere waar mijnen in dijken lagen, waarvoor hij desgevraagd 24 uur uitstel kreeg tot 6 mei ’s middags in de aula. Daarop volgde met ingang van maandag 7 mei 1945 de ontwapening van de Duitse troepen in Nederland en hun terugtocht naar Duitsland in krijgsgevangenschap. Ook hiervan heeft de auteur niets begrepen. Ze neemt kritiekloos de beruchte geschiedvervalsing van een soort capitulatie in Wageningen over met een Duitse generaal die weigerde zijn handtekening te zetten en dat pas op 6 mei deed. Schande voor deze prietpraat! Onbegrijpelijk dat men zo’n prutswerk durft te publiceren. En zo iemand durft te beginnen over een museum voor de Gelderse geschiedenis!
De inhoud van de volgende pagina’s is beter al omvatte in 1966 de uitbreiding van Arnhem niet alleen Malburgen, maar ook De Praets, Meinerswijk, het Elderveld en het dorp Elden (p. 280, 328; is het onjuist na de invoering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs in 1968 nog te spreken over middelbaar onderwijs (p. 298, 318); is niet Rijkerswoerd, maar Schuytgraaf de Vinex-wijk van Arnhem (321) en trokken niet Nijmegen en Arnhem, maar Nijmegen en Overbetuwe zich terug uit het MTC (p. 346).